VvOCM werkte mee aan nieuwe KNGF-richtlijn Lage rugpijn
Nieuwe inzichten in diagnostiek en behandeling van patiënten met lage rugpijn en afspraken met het Zorginstituut Nederland (ZiNL) waren voor het KNGF en de Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM) aanleiding om de richtlijn gezamenlijk te herzien. De afgelopen drie jaar werkte een multidisciplinaire groep van ruim twintig partijen en tientallen experts op het gebied van lage rugpijn aan een update van de KNGF-richtlijn Lage rugpijn voor fysio- en oefentherapeuten.
In deze herziene richtlijn:
- Wordt bij het vaststellen van het behandelprofiel beoordeeld of er prognostische factoren zijn voor persisterende klachten bij de patiënt.
- Is nieuwe kennis over lage rugpijn gebaseerd op onder andere resultaten uit wetenschappelijke onderzoeken;
- Komt de samenwerking met andere disciplines nu uitgebreider aan bod, niet alleen met de specialisaties binnen de fysiotherapie, maar ook daarbuiten.
- Is het lumbaal radiculair syndroom ook opgenomen.
- Is er minder onderscheid tussen a-specifieke en specifieke lage rugpijn
- Is meer aandacht voor de gedragsmatige aanpak
- Staat een sterk advies tegen passieve therapie; het moet altijd in combinatie met een actieve vorm van therapie.
- Bevat een duidelijkere beschrijving van pijneducatie en adviezen voor het aangaan van een gesprek met een patiënt met lage rugpijn.
- Is de clustering nieuw van kenmerken die kunnen wijzen op een onderliggende, zeldzame ernstige pathologie.
Hulpvraag van de patiënt staat voorop
Mariska Mooren (oefentherapeut en klankbordgroeplid): “In het diagnostisch proces vond ik veel herkenning. Daarbij staat terecht prominent op de eerste plek de hulpvraag van de patiënt. Bij de anamnese staat in duidelijke items gesorteerd welke vragen belangrijk zijn per item. Heel concreet en zeer goed toepasbaar in de praktijk. Ook het lichamelijke onderzoek staat in mooie, duidelijke stappen omschreven. De voorgestelde klinimetrie is teruggebracht tot de kern: NPRS, QBPDS en PSK.”
De clustering van kenmerken die kunnen wijzen op een onderliggende, zeldzame ernstige pathologie biedt een beter kader voor het klinisch redeneren, volgens Markwin van Veelen (psychosomatisch fysiotherapeut en werkgroeplid). “Het kader dat met de nieuwe richtlijn is opgezet, helpt mij in de dagelijkse praktijk om beter te kunnen screenen op ernstige pathologie. De aanwezigheid van een enkele rode vlag biedt vaak een te summier kader voor de beoordeling of een patiënt doorverwezen dient te worden naar de huisarts, terwijl de clustering daartoe eerder aanwijzingen geeft”, aldus Markwin.
Mehdi Ghoochannejhad (sportfysiotherapeut, orthopedisch manueel therapeut en werkgroeplid): “Als er vastgesteld wordt dat de patiënt in aanmerking komt voor de fysio- of oefentherapeutische behandeling, dan bepaalt de therapeut welk behandelprofiel het meest van toepassing is voor de begeleiding van de desbetreffende patiënt. Een van de veranderingen bij de nieuwe versie van de richtlijn, in vergelijking met de vorige versie, is dat er bij het opstellen van de behandelprofielen wordt uitgegaan van de risico’s op persisterende klachten.“
Meer lezen
In de derde editie van het Nederlands Tijdschrift voor Oefentherapie vertellen de oefen- en fysiotherpeuten uit de werkgroep meer over de herziening van de richtlijn. Lees het artikel hier.
De volledige richtlijn vind je op het Kennisplatform van het KNGF.